Knop oorsprong
Knop stambomen
Knop documenten
Knop foto's
Knop namen
Knop verhalen
Knop plaatsen
Knop contact

Eg uit het familiewapen Chorus

Wapen van de familie Chorus

Wapen familie Chorus klein

Wapen familie Chorus (Leliestaven)

DE NAALDENFABRIKANTEN CHORUS (3)

Gebruik van merktekens
Uit de beschikbare akten komt helder naar voren hoezeer de gildemeesters reeds hechtten aan het integere gebruik van bedrijfsmerken, in de rechtspraak warentekens genoemd. Elementen van het destijds ontwikkelde merkgebruik zijn nog altijd terug te vinden in het huidige patent- en merkrecht. Thissen refereert aan diverse conflicten en rechtsgedingen in de loop van de 17e en 18e eeuw rond gebruik en misbruik van merktekens (logo’s) op naalden en naaldverpakkingen. Het gilde legde grote nadruk op het belang van merkbescherming en het stadsbestuur ondersteunde doorgaans de in dat kader genomen maatregelen en opgestelde voorschriften. Goede merken werden al vroeg nagemaakt of eenvoudigweg op inferieure waren gestanst en valselijk op verpakkingen afgebeeld. Voor een strenge handhaving van het merkenrecht van de eigenaren heeft met name Cornelius Chorus senior zich in meerdere rechtsgangen sterk gemaakt. Ook tegen vervalsers van zijn eigen merk heeft hij zich meerder malen ‘niet zonder moeite, persoonlijk ongerief en kosten’ teweer moeten stellen, zo berichtte hij de gemeenteraad in 1721.

Op 17 augustus van datzelfde jaar benadrukten de naaldmeesters in een notitie aan de raad, hoe essentieel de handhaving van het merkrecht was, niet alleen voor de merkeigenaren om hun reputatie hoog te houden, maar ook voor de stad die immers internationaal een naam had hoog te houden als oorsprong van kwalitatief hoogstaande producten. Uitgebreide vervalsingpraktijken zouden een bloeiende tak van inkomsten voor stad en bevolking in luttele tijd om zeep kunnen helpen. Daarom was het nodig, zo betoogden de naaldmeesters, dat er strenge richtlijnen golden, dat deze strikt werden nageleefd, dat ieder misbruik zo spoedig mogelijk aan de kaak diende te worden gesteld en met strenge straffen de kans op herhaling moest worden beperkt. Met het oog daarop stelden de zesmeesters nauw omschreven procedures op, bijvoorbeeld voor het gebruik van het merkteken van een overleden naaldenmaker, wanneer deze geen mannelijke erfgenaam achterliet. Zo was ook vastgelegd, dat een merkteken niet verkocht of verhandeld mocht worden op straffe van opsluiting en inbeslagname van alle voorraden (9).

Van iedere meester werden diens merktekens ten overstaan van het voltallige college van zesmeesters ingeslagen in een ‘ambachtsboek’. Buiten medeweten en goedkeuring van de zesmeesters kon een eenmaal vastgelegd teken niet gewijzigd worden. Ook mocht een merkteken niet teveel lijken op dat van een andere meester, wiens teken in het ambachtsboek was opgenomen. De bezitters van een officieel vastgelegd merkteken mochten bovendien geen producten anders dan voorzien van een van deze merktekens maken. Als vader en zoon of broers voor zichzelf werkten konden zij niet hetzelfde teken voeren. Een familiewapen kon evenmin als teken gebruikt worden, aangezien niet de familie de verantwoordelijke vervaardiger was, maar alleen de naaldmeester.

Uit een gilderol van 20 april 1724 blijkt dat het expliciet toegestaan werd dat een naaldmeester meerdere merktekens liet vastleggen, bijvoorbeeld om kwaliteitsverschillen en soorten tot uitdrukking te kunnen brengen (10). In dezelfde rol werden als voorbeelden van toen reeds bestaande naaldsoorten genoemd: naalden met ronde ogen, naalden met lange ogen, met twee of drie ogen, Hollandse naalden, Parijse naalden, Spaanse naalden, Kleefse naalden, Moskouse naalden, tapijt-, sajet- en andere stopnaalden, naalden voor wondbehandeling. Ook de minder goed gelukte exemplaren, ‘breuklingen’ genaamd, werden apart gemerkt, ter onderscheiding van de standaard kwaliteit.

Naaldmerken Quirinus Chorus

De naaldmerken die Quirinus Chorus gebruikte. Het op een
4 gelijkend teken met kruis was een magisch symbool, ontleend aan een runenteken.
Daaronder het ‘rooster’ waar zoon Cornelius later aan refereerde in zijn verweer tegen het
teken dat diens halfbroer Quirinus junior wilde gebruiken.

Dat de naaldmeesters zich overwegend toch tot hooguit twee of drie merktekens beperkten blijkt uit een raadsbesluit van 1726. Daarin wordt vastgesteld dat er in het op dat moment geldende ambachtsboek 52 tekens stonden, toebehorend aan 23 naaldmeesters. Het ging om de volgende personen, in alfabetische volgorde: Stephan Beissel, Cornelius Chorus, Quirinus Chorus, Johannes Esser, Arnold Ferken, Johann Gesondt, Johannes Graf, Stephan Giessen, Merten Hammers, Anton Herpers, Rütger Königs, Gerhardus Krum, Johannes Krum, Jakob Merken, Peter Merken, Balthasar Neitz, Franz Gallus Neitz, Christian Olles, Hermann Ring, Hubertus Schreiber, Johann Schöders, Peter Sittart, Gottfriedus Strauch (11).In 1727 werd vastgelegd, dat het iedere naaldmeester tevens was toegestaan als vrij merkteken de adelaar uit het wapen van Aken te voeren of toe te voegen (12).

De merktekens van de naaldmeesters waren doorgaans eenvoudig van vorm, bestaande uit een woord of letters in combinatie met een beeldmerk, soms een oud runenteken of –getal waarvan de betekenis niet meer bekend was maar dat wel als zodanig herkenbaar was als iets van lang geleden. Ze werden ‘geprint’, dat wil zeggen gestanst in een stukje stevig papier/kaartkarton waarin de naald gestoken was. Deze kaartjes werden door de Akener naaldwerkers daarom printen genoemd, welke benaming later ook in zwang kwam voor het bekende gebak uit Aken, waarop figuren, ‘printmannetjes’ werden aangebracht. Vergelijkbaar is de benaming prenten voor tekeningen die vroeger immers letterlijk in en uit het papier werden gedrukt, naar het Franse ‘emprentes’. De merktekens werden aangebracht met in koper of messing gegraveerde stempels en zijn later, in de 19e eeuw, vervangen door etiketten.

De naaldenfabrikanten Chorus
Er zijn drie generaties Chorus bekend geworden als naaldmeester. Quirinus Chorus (ca. 1632-1687), diens zoon Cornelius (1659-1754) en Cornelius’ gelijknamige zoon, bekend geworden als Cornelius Chorus junior (1701-1774). Deze Chorussen stammen hoogst waarschijnlijk uit een van de oudst bekende families van Aken (13). Thissen, zelf naaldenfabrikant in de eerste helft van de 20e eeuw, refereert voor een aantal van zijn gegevens over de Chorussen als naaldenfabrikant aan mededelingen van zijn leermeester, de op 27 februari 1879 kinderloos gestorven Cornelius von Guaita, laatste telg van het geslacht dat de naaldenfabriek Cornelius Chorus uiteindelijk leidde. De voorouders van Von Guaita aan zijn moeders kant (Maria Anna Catharina Chorus, 1738-1814, dochter van Cornelius jr.) waren naar zijn overtuiging afstammelingen van de in de Akense geschiedenis bekend geworden stadsbestuurder en diplomaat Ritter Gerhard Chorus, uit de grote bloeitijd van Aken in de 14e eeuw toen de stad nog kroningsstad van de Duitse koningen en keizers was (14). Hoewel de claim van Von Guaita niet onwaarschijnlijk is – onder andere omdat de familienaam Chorus tot ver in de 19e eeuw vrijwel uitsluitend in Aken voorkwam – heeft genealogisch onderzoek de oudst aantoonbare voorouder in rechtstreekse lijn nog niet verder terug kunnen voeren dan tot het midden van de 17e eeuw, de periode waarin ook de ouders van Cornelius Chorus leefden (15).

Quirinus Chorus (ca. 1632-1687)
De akten van het naaldenmakersgilde noemen meerdere Chorussen als lid en bestuurder van het gilde. Door het ontbreken van akten van vóór de grote brand in Aken van 1656 is er echter geen betrouwbaar bewijs van het moment waarop voor het eerst een Chorus zich als lid heeft gemeld. Toch moet dat niet lang na de oprichting van het gilde in 1615 zijn geweest, gezien berichtgeving over Quirinus Chorus (‘Krien Korres’), de vader van Cornelius Chorus senior, in een akte van 1673: “Anno 1673 waren de zesmeesters Gerhardt Kromm als oudere naaldmeester, Nicolas Mörren als jongere naaldmeester, Friedrich von Asten en Krien Korres als penningmeester, samen met Nelles Ortmans als ex-naaldmeester en Jan Esser als ex-penningmeester in beraad bijeen. ..” Ook in een latere notariële akte wordt Quirinus Chorus als vader van Cornelius genoemd, zoals blijkt uit de vermelding door de notaris van een kast met het “in hout uitgestoken teken van Cornelius Chorus, de eg, en een oudere kast met het teken van zijn vader Quirinus Chorus.” (16)

Familiewapen Chorus (Eg)

Bronnen

Lees verder