Knop oorsprong
Knop stambomen
Knop documenten
Knop foto's
Knop namen
Knop verhalen
Knop plaatsen
Knop contact

Eg uit het familiewapen Chorus

Wapen van de familie Chorus

Wapen familie Chorus klein

Wapen familie Chorus (Leliestaven)

DE NAALDENFABRIKANTEN CHORUS (5)

Cornelius Chorus junior (1701-1774)
Cornelius Chorus senior kreeg met Maria Niclas, weduwe van de naaldenfabrikant Johan Braumann, vier kinderen, van wie de jongste hem zou opvolgen als naaldenfabrikant. Deze Cornelius Chorus junior, geboren op 3 maart 1701, werd tevens burgemeester van Aken, tot zijn dood in 1774. Hij stond bekend als een rustige, beminnelijke man, die in maatschappelijk en bestuurlijk opzicht veel voor de stad deed. Wat de naaldenfabricage betreft hield hij zich behalve met algemene verbeteringen in de productiemethoden ook bezig met de noodzakelijke verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden op het gebied van veiligheid en gezondheid (22) en de onderlinge verstandhoudingen tussen bijvoorbeeld de werkplaatsarbeiders en de thuiswerkende ruwwerkers. Zo bemiddelde hij samen met een vertegenwoordiger van de gemeenteraad in een conflict dat uit de hand dreigde te lopen. De afspraken werden vastgelegd in een overeenkomst (23).

Cornelius Chorus der Jüngere
Cornelis Chorus der Jüngere (1701-1774).
Waarschijnlijk geschilderd door Joh. Chrysand Bollenrath.
Onbekend waar het schilderij zich thans bevindt.

Cornelius Chorus junior trouwde met Johanna Maria Kahr en kreeg met haar een dochter, Maria Anna Catharina Chorus. Deze huwde in 1763 de naaldmeester Franz Xavier von Guaita, die de naaldenfabriek van de familie Chorus voortzette. Catharina en Xavier waren de ouders van Cornelius von Guaita, de bekende burgemeester van Aken in de Franse tijd (1809-1814), die na het vertrek van de Fransen nog tot 1820 aanbleef en zich als eerste ‘Oberbürgermeister’ liet noemen.

Watermolens voor de naaldenfabricage
Tussen 1694 en 1706, tijdens zijn eerste huwelijk, kocht Cornelius Chorus senior een kleine watermolen − destijds omschreven als ‘aan de stenen brug gelegen’ − die hij gebruikte voor het schuur-, slijp- en polijstwerk. Het was de eerste stap van een strategie die er kennelijk op gericht was, om de productiefactoren van het naaldwerk zoveel mogelijk in eigen hand te houden, zoals drie jaar nadien ook bleek uit de poging om een eigen draadtrekkerij te beginnen. Het gebruik van de waterkracht van de beken in en rond Aken voor schuur- en slijpmolens is in opkomst geraakt in het midden van de 17e eeuw. De Heppionsmolen aan de Pau, toebehorend aan de stad, was al voor 1685 verpacht als schuurmolen aan onder andere Gerhard Conen en Nicolaus Möhren (24).

In later jaren, toen zijn bedrijf groot geworden was, bezat en gebruikte Cornelius Chorus senior in en bij Aken diverse molens, waaronder die aan de Johannisbach, de molens aan twee vijvers bij de Junker- of Vaalserpoort, de grote en de kleine Suylis, de Plattebuikmolen aan Karlsgaben, de Lohmolen aan de Pau, de Kelmesmolen in de Jacobstrasse, de Pletschmolen in de Adalbertstrasse en de Heppionsmolen (ter hoogte van de huidige Elisabethstrasse). Aan de Wurm (met de Pau de belangrijkste waterloop in Aken) gebruikte hij zes molens, waaronder de Geudensmolen, die hij in 1740 kocht, de Berenmolen en de Hergensmolen bij Haaren. Deze laatste molen dreef twintig schuurbanken aan. Cornelius bleef molens aankopen. Nog in 1759 kocht hij de de molen van Schertsel bij Aken, die behoorde bij een leen van Valkenburg.

Op voorstel van Cornelius senior besloot de gemeenteraad in 1718 om drie beken die in de Pau uitkwamen voor zijn kosten op een hoger punt te verbinden, zodat hij er meer waterkracht aan kon ontlenen (25).

Heppionsmolen te Aken (18e eeuw)

De Heppionsmolen, eind 18e eeuw.

De reisverhalenauteur Georg Foster, die Aken in 1790 bezocht, heeft beschreven hoe zo’n molen werkte: “Aan het waterrad is een aandrijfmechanisme bevestigd, waardoor de benodigde onderdelen in werking worden gezet. Vanaf de ashals loopt een stang omhoog, die door middel van een pen met een horizontale as heen en weer bewegend naar de tweede verdieping van het molengebouw gaat. Daar liggen de naalden in rollen van dikke, hennepachtige tijk gewikkeld, tussen scherpe kleine kiezelstenen ter grootte van een linze, die men uiteindelijk vervangt door zaagsel. Doordat de wals beweegt wordt een in haken hangend rooster heen en weer getrokken, waardoor de daaronder liggende rol beweegt en de daarin gewikkelde naalden gepolijst worden. Onder elk rooster liggen twee rollen en iedere rol bevat 300.000 naalden” (26). Even verder merkt de schrijver op: “Een berg door elkaar geraakte naalden brengt een handarbeider met weinig moeite binnen de kortste keren in keurige regelmaat met behulp van een koker.”

Bedrijfspanden
Cornelius Chorus senior heeft in de twintiger en dertiger jaren van de 18e eeuw stap voor stap panden aangekocht, die uiteindelijk een bedrijfscomplex vormden van een voor die tijd ongekende omvang. In 1721 kocht hij een groot pand aan de Jakobstrasse nr. 24, ‘Haus zum Horn’ (In de hoorn) (27). In 1727 verwierf hij de bij dit gebouw liggende achterpanden met aanliggende tuinen aan de St. Johannisbach (St. Johannisbeek, later Annuntiatenbach genaamd). Met dit huis was ook het naastgelegen huis ‘Zum grünen Hirsch’ (Het groene hert) verbonden. In 1728 wist Chorus het daar weer aan grenzende goed ‘Casteel von Limburg’ te bemachtigen en het was daar dat hij zijn grote naaldenfabriek vestigde. In 1732 verwierf hij tenslotte het aangrenzende brouwershuis ‘Zum guldenen Verken’ (Het vergulde varken), met bijbehorende tuin en toegang tot de Johannisbach, tegenover het Annuntiatenklooster. Zo omvatte het bedrijfscomplex uiteindelijk Jakobstrasse 18 tot en met 24, alsmede Jakobstrasse 21 tot en met 33. Zelf woonde Chorus rond 1741 in ‘Het groene hert’. 's Zomers vertoefde hij in het 'Hohenhaus', een buitenhuis dat hij had laten bouwen op een heuvel in de Aachener Heide (achter Steinebrück aan de Eupener Strasse), dat tegenwoordig ook officieel nog de Chorusberg heet. Een en ander over de geschiedenis van dit landgoed vindt u op deze webpagina. Cornelius de Oudere stierf op 95-jarige leeftijd in het ‘Haus zum Horn’, bij zijn dochter Maria Barbara, gehuwd met Freiherr (baron) Franz Rudolf von Collenbach (28), aan wier beiden Cornelius in 1752 na de dood van zijn tweede echtgenote zijn huis had verhuurd in ruil voor kost en inwoning.

Hohenhaus am Chorusberg Aachen 1919

Bronnen

Lees verder